Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD4427

Datum uitspraak2001-09-17
Datum gepubliceerd2001-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09-052110-00
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte was als controleur werkzaam bij de HTM en heeft twee collega’s, I.M. en D.K. , thuis opgezocht. Verdachte heeft vervolgens de slachtoffers gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van hun lichaam.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09-052110-00 rolnummer 0003 's-Gravenhage, 17 september 2001 De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: Verdachte, De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 september 2001. De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr W.J. Vroegindeweij, is verschenen en gehoord. Er hebben zich twee benadeelde partijen gevoegd. De officier van justitie mr Krol heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij D.K. tot een bedrag van ƒ 5.000,= en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ƒ 5.000,= subsidiair 50 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd D.K. voornoemd. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij I.M. tot een bedrag van ƒ 5.000,= en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ƒ 5.000,= subsidiair 50 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd I.M. voornoemd. De telastlegging. Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. De bewijsmiddelen. P.M. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert. Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte was als controleur werkzaam bij de HTM en heeft twee collega’s, I.M. en D.K. , thuis opgezocht. Verdachte heeft vervolgens de slachtoffers gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van hun lichaam. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij ernstig inbreuk heeft gemaakt op de privacy en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte is geheel voorbij gegaan aan de psychische gevolgen die zijn handelwijze voor zijn slachtoffers met zich zou kunnen brengen en hij heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de belangen van zijn slachtoffers. Uit een op naam van verdachte staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De vordering van de benadeelde partij. D.K. , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ƒ 12.000,=. Deze vordering, is door het Voegingsformulier gedeeltelijk gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 1 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in haar vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag groot ƒ 5.000,=. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij D.K. voornoemd voor het overige niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. I.M. , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ƒ 20.000,=. Deze vordering, is door het Voegingsformulier gedeeltelijk gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 2 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in haar vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag groot ƒ 5.000,=. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij I.M. voornoemd voor het overige niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Schadevergoedingsmaatregel. Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ƒ 5.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd D.K. voornoemd. Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ƒ 5.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd I.M. voornoemd. De toepasselijke wetsartikelen. De artikelen: - 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: VERKRACHTING, MEERMALEN GEPLEEGD; verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis; en gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden; bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Beer toe en veroordeelt verdachte voorts: om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan D.K. , een bedrag van ƒ 5.000,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot ƒ 5.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd D.K. voornoemd; bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen; bepaalt dat de benadeelde partij D.K. voornoemd voor het overige niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij I.M. toe en veroordeelt verdachte voorts: om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan I.M. , een bedrag van ƒ 5.000,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot ƒ 5.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd I.M. voornoemd; bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen; bepaalt dat de benadeelde partij I.M. voor het overige niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Kalk, voorzitter, Raeijmaekers en Zuidema, rechters, in tegenwoordigheid van Van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2001.